Magdelien Roobroeck
Kunstenares en creatief agoog Magdelien Roobroeck groeide op in Aalst, een stad die door de Dender in twee aparte gemeenschappen verdeeld leek: arbeiderswoningen aan de ene kant en gegoede kleinburgers aan de andere.
Als kind werd Roobroeck tijdens strandvakanties als driejarige geregeld bij haar ouders teruggebracht door ongeruste strandwandelaars omdat ze aan de vloedlijn zat en de golven over zich heen liet stromen. Veel jaren later zou ze zich de gebeurtenis zelf niet herinneren, maar wel het gevoel: het water dat met haar stoeide, afkoelde, zuiverde, haar omhulde, steeds even stilstond en weer in beweging kwam. Roobroeck hield van zandkastelen waarbij de juiste verhouding zand en water belangrijk was. Hele zomers schilderde ze samen met haar broers de zachtrode buitenmuren van haar huis met water tot diep-rood. Ze observeerde het fenomeen van kleurverandering door opdroging, en ook het kokende water dat verdampte en plots weg was. Rond haar dertigste ging ze hier mee verder en werd ze kunstenaar; met klei, aarde en water in de juiste hoeveelheden creëerde ze beelden. In haar eerste tentoonstellingen werkte ze rond een gedicht van Rutger Kopland: ‘Water’.
Als kind had Roobroeck intense dromen waarin er geen water meer uit de kraan kwam en ze op zoek ging naar de bron. Haar huisgenoten verklaarden haar gek als ze erover vertelde. De laatste tijd gaan haar dromen steeds over reiswegen en vluchtroutes die doodlopen op water. Plots is ze helemaal omringd door water, maar ze sterft nooit. Onlangs reed ze met een auto gewoon verder, het wijde water in. Pas als ze dan wakker wordt, overvalt haar de onrust, die overgaat in bezorgdheid over onze planeet en een verlangen om beter voor haar te zorgen.
Recent kocht ze samen met haar dochter een stukje akkergrond van een Samentuin. Oorspronkelijk bedoeld als ontmoetingsplek tijdens corona voor mensen zonder tuin, werd het een onderzoekscentrum voor lokaal waterbeheer. In de loop der jaren werden ze op dat kleine lapje grond sterk geconfronteerd met de klimaatverandering. Gelegen aan de voet van de Vlaamse Ardennen helt het terrein sterk af. Bovendien is het grotendeels klei en steen: bij zware regen lijkt het soms wel een waterval. Al het water stroomt dan van de helling en dringt niet in de grond. Tegelijkertijd barst in de zomer de klei van de droogte en verschroeien de gewassen. Roobroeck en haar dochter blijven zoeken hoe ze het water langer en op de juiste plekken kunnen verzamelen en afvoeren. Na een jaaropleiding Permacultuur experimenteren ze nu met wadi’s en grachten. Wellicht wordt binnenkort een poel gegraven om stilaan een nieuw evenwicht te vinden.